Het onbereikbare in de hoofse liefde

Door: Herman van der Werf    |    14 december 2022

In de twaalfde eeuw vond er in de Zuid-Europese hofcultuur een omslag plaats in de opvattingen over liefde en liefhebben. Waar het daarvoor nog afbreuk deed aan het imago als een man gevoelens uitte voor een vrouw, daar veranderde dit omstreeks 1100. Het werd aanvaardbaar om liefde voor een vrouw tot uiting te brengen. Dit gebeurde in gedichten, liederen en romanverhalen, echter wel volgens strikte etiquette.

Middeleeuwse huwelijken in adellijke kringen waren niet gebaseerd op liefde, maar op diplomatieke relaties tussen vorsten. De introductie van de hoofse liefdescultus was een verandering die zijn oorsprong vond in Zuid-Frankrijk. Vanuit hier begonnen in de twaalfde eeuw troubadours en trouvères hun liederen en gedichten te schrijven met als thema de cultuur en liefde aan het adellijk hof. Het ging hier om uitingen van liefde naast het bestaan van het huwelijk. Deze ontwikkeling verspreidde zich onder andere naar Italië en naar het noorden. Een van de eerste bekende troubadours was Willem van Poitiers (1071-1126), hertog van Aquitanië. Naast staatsman schreef hij verzen en gedichten over uitingen van liefde zoals men dat niet gewend was. Sommige verzen waren tamelijk plat en vulgair, maar in enkelen kwam het hoofse thema wel naar voren. In de daaropvolgende jaren verspreidde de hoofse liefdescultus zich over hoven in heel Europa.

In de hoofse minneliederen probeerden de troubadours uiting aan liefde te geven zoals deze niet in een huwelijk kenbaar was. Het ging hier doorgaans om platonische liefde; liefde zonder fysieke contacten, waarbij de bewondering van en dienstbaarheid voor een vrouw werden benadrukt. Kwam het lichamelijke aspect wel naar voren, dan werd de onmogelijkheid ervan benadrukt. Onderwerpen als onbereikbaarheid, zelfbeheersing en dienstbaarheid van de edelman stonden centraal. De vrouw, vaak in gehuwde staat, werd op een metaforisch voetstuk geplaatst, onbereikbaar voor de edelman.

Hendrik van Veldeke afgebeeld in de Codex Manesse uit het begin van de veertiende eeuw. Bron: Codex Manesse, Universitätsbibliothek Heidelberg. Bron: Wikimedia Commons (Publiek domein).

De thema’s in de liederen werden vaak geïllustreerd aan de hand van een zogeheten Natureingang, een natuurbeschrijving die overeenkwam, of juist contrasteerde, met het gevoel van de edelman voor de vrouw. Hendrik van Veldeke was de eerste bekende dichter die de minnepoëzie in de Nederlandse volkstaal opschreef (al lijkt onderstaand voorbeeld meer op Middelhoogduits dan op Middelnederlands). In onderstaand citaat, afkomstig uit één van zijn dertigtal bewaard gebleven minneliederen, gebruikte hij zo’n Natureingang:

Ez sint guotiu niuwe maere,
daz die vogel offenbaere
singent, dâ man bluomen siht.
zén zîten in dem jâre
stüende wol, daz man vrô waere,
leider des enbin ich niht:
Mîn tumbez herze mich verriet,
daz muoz unsanfte unde swaere
tragen daz leit, das mir beschiht.

Het is goed nieuws,
dat de vogels luidkeels
zingen waar men bloemen ziet.
In deze tijd van het jaar
zou men blij moeten zijn,
maar helaas, dat ben ik niet:
mijn dwaze hart heeft mij verraden,
en moet nu, treurig en somber,
het leed verdragen dat mij ten deel valt.[1]

Thematisch in de hoofse minnelyriek is de indirecte erotiek. Erotiek heeft niet alleen de betekenis die wij er nu onbewust aan geven, maar het gaat ook over datgene wat je als mens begeert en zo mooi vindt. Zoals Johan Huizinga het omschreef: ‘Datgene, wat tot levensvorm en levensversiering dienen kan, is de indirecte erotiek, die tot thema heeft de mogelijkheid der bevrediging, de belofte, het verlangen, het ontberen, de nadering van geluk’.[2] Deze uitingen waren niet alleen zichtbaar in verzen en in literatuur. Zo voerde de edelman queesten uit en werden er riddertoernooien georganiseerd waarbij de overwinning werd opgedragen aan een jonkvrouw. De vrouw diende hierbij als inspiratiebron voor de man, waardoor hij zijn daden met meer bezieling kon verrichten.

De bovenstaande thema’s komen samen in veel ridderlijke verhalen, zoals die van Koning Arthur en Tristan en Isolde. Deze middeleeuwse romans dienden vaak als inspiratiebron voor de liefdeslyriek van de troubadours. In de meest geprezen versie van het verhaal van Tristan en Isolde, die van Godfried van Straatsburg, gaat Tristan op een queeste voor zijn vrouwe Isolde. Het verhaal wordt gekenmerkt door hoofse thema’s als dapperheid, liefde en dienstbaarheid. Onder andere Hendrik van Veldeke verwijst in een van zijn liederen naar Tristans liefde:

Tristant moeste ane sinen danc,
stade siin der koninginnen,
want poisoen heme daer toe dwanc,
mere dan die cracht der minnen.
des sal mich die goede danc
weten dat ich niene gedranc
sulic piment, ende ich sie minne
bat dan hé, ende mach dat siin.
wale gedane, valsches ane,
laet mich wesen diin
ende wis doe miin.

Tristan moest tegen zijn zin
trouw zijn aan de koningin,
want een liefdesdrank dwong hem
meer dan de kracht van de liefde.
Daarom betuigt mijn lief mij dank
omdat ik zulk brouwsel nooit dronk
en meer bemin dan Tristan,
als dat kan. Wat er ook van zij
er schuilt geen valsheid in;
laat mij de jouwe zijn
en wees jij van mij.[3]

De hoofse liefde ontplooide zich in edele kringen maar spreidde zich in de eeuwen erna snel uit. In de dertiende eeuw kreeg het een eigen vorm in Duitsland in de vorm van de Minnezang. Geleidelijk verdween het adellijke karakter en drongen de hoofse ideeën door tot de rijken en de handelaren in de snel ontwikkelde stedelijke maatschappij. Ook vandaag de dag zijn veel aspecten van de hoofse liefdescultus nog doordrongen in ons leven. Immers, is het niet nog steeds wenselijk een beschaafd gedrag te vertonen, lichamelijke en mentale zelfbeheersing te vertonen en rekening te houden met gevoelens voor anderen?

Tristan en Isolde op een middeleeuws miniatuur uit omstreeks 1470. Bron: Wikimedia Commons (Publiek domein).


[1] Heinric van Veldeke (toelichting door Jef Notermans), 25 minneliederen (Tjeenk Willink/Noorduijn, 1977), 17.
[2] Johan Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (Lindhardt og Ringhof, 2018).
[3] Heinric van Veldeke, 25 minneliederen, 24.


© 2024 The Other Day | privacybeleid | contact