Romeinse wegen en mobiliteit over land

Door: Herman van der Werf    |    18 april 2023

De opvatting dat de Romeinse routes overzee vele malen belangrijker waren voor de handel dan landroutes valt uitvoerig te onderbouwen. Toch hadden Romeinse heerwegen, naast de militaire functie, een belangrijk rol in zowel de handel als de eenwording binnen de Romeinse invloedssfeer. Het wegennetwerk diende als verbindingsweb tussen steden en regio’s en zorgde daarmee voor eenheid en uitbreiding van de Romeinse machtsbasis binnen het almaar groeiende Rijk.

Het Romeinse wegennetwerk vond zijn beginpunt in Rome. Vanuit hier werden, vanaf het ontstaan van de Romeinse Republiek, heerwegen aangelegd die naar alle delen van het Rijk zouden leidden. Er ontstonden zo belangrijke routes die langer werden naarmate het Rijk groeide. De heerwegen werden aangelegd voor militaire en politieke doeleinden. Romeinse legioenen en bevelhebbers konden zich dankzij de wegen snel binnen het rijk verplaatsen. Het grote belang hiervan onderschreef onder andere Moses Finley in zijn bekende werk The Ancient Economy.[1] Echter dienden de wegen, naast militaire doeleinden, ook voor ander gebruik.

Via Appia
De Via Appia, bij Quarto Miglio.
Bron: Kleuske (CC BY-SA 3.0).

Het gebied dat wij nu kennen als Italië bestond in de vijfde en vierde eeuw v.Chr. uit een lappendeken van verschillende bevolkingsgroepen. Nieuw verworven regio´s kenden zowel Romeinse burgers als Romeinse bondgenoten (civitates foederatae) en steden met een vrije bevolking (civitates liberae).[2] Rome wilde eenheid en saamhorigheid creëren bij deze verschillende groepen. De lange-afstandswegen hadden hierbij een prominente rol. Via de wegen kwamen de nieuwe koloniën in contact met het bestaande rijk. De aanleg van de wegen waren grote ondernemingen waarmee de Romeinse elite de sympathie van de verschillende standen binnen de bevolking trachtte te verkrijgen, om daarmee haar leiderschap en bestuur in nieuwe regio’s te kunnen rechtvaardigen. Dit was onder andere zichtbaar bij de aanleg van de Via Appia.

De bouw van de Via Appia begon in 312 v.Chr. De weg liep vanuit Rome tot aan Capua en werd later verlengd richting het zuidoosten tot aan Brindisium bij de oostkust van Italië. Op verschillende wijzen was bij de Via Appia de invloed zichtbaar die het had op de uitbreiding van de Romeinse machtsbasis en de daarmee gecreëerde eenheid die Rome daarmee etaleerde. Het meest zichtbare component van Rome’s macht was de enorme schaal van het bouwproject. De weg bereikte een lengte van bijna 600 km. Ten tweede had de onderneming gezorgd voor een sterkere binding met de Latijnse steden in de regio Campania, ten zuidoosten van Rome. Dit was belangrijk voor de Romeinen toen ze tijdens oorlogen in de tweede helft van de vierde eeuw v.Chr. in conflict waren met de Samnieten.[3] De Via Appia bracht Rome beter in contact met haar bondgenoten in Campania, wat uiteindelijk leidde tot een Romeinse overwinning en de daarmee gepaarde vergroting van het rijk. Ten derde had de Via Appia een grote zichtbare invloed op de inrichting van het landschap er omheen. Het landschap werd gecultiveerd volgens de bekende Romeinse centuriatie-ordening. Dit was een standaardpatroon dat door de Romeinen werd gebruikt bij de aanleg van steden en legerkampen, maar ook in het landschap. Agrarische gebieden werden gestructureerd en ook onbegaanbaar terrein, zoals de Pontijnse moeraslanden ten zuidoosten van Rome, waar de Via Appia dwars doorheen ging, werden via de Romeinse revolutionaire bouwtechnieken opeens begaanbaar. Daarnaast werd de Via Appia, zoals alle heerwegen, gekenmerkt door mijlpalen die op vaste afstanden van elkaar stonden, zodat reizigers gemakkelijk hun gereisde afstand konden vaststellen. Naast te wegen werden monumenten, zoals triomfbogen, gebouwd. Rome’s macht werd zodoende royaal zichtbaar verspreid.

Naast deze militaire doeleinden en de uitspreiding van Rome’s macht, dienden de heerwegen ook voor de landhandel. Handel over land groeide naarmate het wegennetwerk groter werd. Hierbij moet vermeld worden dat handel over zee en rivieren uiteraard veel productiever en voordeliger was en in veel gevallen ook bleef. Ray Laurence, professor in de Oude Geschiedenis, maakte in zijn werk The Roads of Roman Italy: Mobility and Cultural Change, onderscheid in twee soorten Romeinse landhandel. De eerste soort is landtransport in combinatie met transport over water, waarin het een distribuerende functie had. De tweede soort is landtransport in onafhankelijke dan wel competitieve vorm. Want hoewel transport over water grootschaliger en in veel gevallen voordeliger was, ziet Laurence ook voordelen van landtransport ten opzichte van zeetransport. Zo was de tweede vorm van landtransport die Laurence onderscheidt in sommige gevallen goedkoper en praktischer. Dan wogen de extra kosten die werden gemaakt om goederen eerst over land naar een haven, daarna over zee naar een andere haven en vervolgens verder over land, niet op tegen de relatief dure kosten van enkel landtransport. Ook het gevaar dat slecht weer met zich mee bracht – en het daarbij komende risico van het verlies van waardevolle goederen – was niet aanwezig bij transport over de heerbanen. Daarnaast werd op de grote wegen vaak gepatrouilleerd, wat de veiligheid voor de handelaren ten goede kwam.

Hoewel de landhandel dus groeide naarmate het wegennetwerk groter werd, bleef transport over water in veel gevallen efficiënter. Een reis over land van Rome naar Brindisium over de Via Appia bleef duurder en langzamer dan dezelfde reis over zee, langs de kust van Zuid-Italië, terwijl de overzeese afstand ongeveer tweeënhalf keer zo groot was. Ook het vervoer van bijvoorbeeld tarwe was via zeetransport vele malen goedkoper. Op dezelfde reis van Rome naar Brundisium waren de kosten van een kilogram tarwe bij landtransport 18,89 denarii en bij zeetransport 0,94 denarii.[4] Zeetransport bleef dus in veel gevallen sneller en goedkoper dan handel over land. Wel leidden de heerwegen tot meer economische activiteiten over land binnen het almaar groeiende rijk.

Via Appia
De Via Appia bij Casal Rotondo, Rome.
Bron: Livioandronico2013 (CC BY-SA 4.0).

De manier en mate van reizen over land bij de gewone bevolking is moeilijk vast te stellen. Het meest bewaarde bronmateriaal, buiten het transport van de Romeinse elite om, duidt op vormen van transport van goederen als dure metalen en de buit van legers. Daarnaast ontstond er met het wegennetwerk meer verwevenheid in de landbouw tussen verschillende regio´s, wat tot een groei in de landbouweconomie leidde. Agrarische bedrijven groeiden in schaal, zodat in bepaalde regio’s overschotten ontstonden. Regio´s specialiseerden zich in bepaalde producten, wat goed was voor de economie en de wederzijdse afhankelijkheid binnen het Romeinse Rijk. Dit leidde tot een intensivering in de handel.[5] Er ontstonden goederenstromen van landbouwproducten die werden vervoerd van agrarische gebieden naar steden. Ook de bevoorrading van legers werd veelal via landtransport gedaan. De goederen werden vervoerd op wagens, plaustra, die groter waren dan wagens die gebruikt werden voor het vervoer van de elite, de raeda en de carpentum. Naast de toename in goederenstromen zorgde de uitbreiding van het wegennetwerk voor een groeiende integratie en uitwisseling van landarbeiders. Met dit toenemende vervoer van goederen en deze uitwisseling van arbeiders ontstond een mobielere Romeinse samenleving.

Het is echter lastig via deze integratie in de landbouw en de daarmee groeiende mobiliteit binnen de Romeinse economie de exacte groei van het reisgedrag van de bevolking te meten. Wel is het duidelijk dat de Romeinse investeringen in het wegennetwerk talloze economische voordelen gaven aan de interregionale handel. Overschotten die werden geproduceerd op de gegroeide agrarische bedrijven konden worden vervoerd naar de groter wordende steden met haar – met name in de eerste eeuwen na het jaar 0 – snel groeiende bevolking. Zo leidde het uitbreidende wegennetwerk tot een toename in de agrarische bedrijvigheid. Dit was zichtbaar in zowel de omvang van landbouwbedrijven als in de toegenomen handel tussen agrarische gebieden en steden. Naast het militaire aspect en de verhoging van de mobiliteit van de Romeinse elite, zorgde het wegennetwerk voor een mobielere samenleving voor eenieder die was betrokken bij de handel.



[1] Finley, Moses, The Ancient Economy (Londen, University of California Press, 1973), 1.
[2] Ray Laurence, The Roads of Roman Italy: Mobility and Cultural Change (Londen, New York: Routledge, 1999), 12.
[3] Joseph Berechman, “Transportation – economic aspects of Roman highway development: the case of Via Appia” (Transportation Research Part A, vol. 37, 2003), 454–455.
[4] “ORBIS, The Stanford Geospatial Network Model of the Roman World,” Stanford University Libraries, geraadpleegd op 8 juli, 2017, http://orbis.stanford.edu/.
[5] Berechman, “Transportation,” 474.


© 2024 The Other Day | privacybeleid | contact